Gradus Kraus is een van de grootste bokstalenten die ons land kent. Hij wint de ene na de andere partij op knock-out en vaak al vroeg in de rondes. Krijgt hij niet de makkelijke tegenstanders? Kickbokslegende Remy Bonjasky legt uit hoe het werkt als je als bokser wilt groeien.
“Je betaalt dus gewoon je tegenstander.” Remy Bonjasky – drievoudig K-1-kampioen – wist ergens wel hoe het zat, maar nu valt het kwartje pas echt. Bonjasky die zelf tegen de sterksten der aarde vocht is verbaasd dat het in het boksen anders werkt. En hij brengt het voorzichtig.
Bij de Podcast Warrior Talk van Bonjasky legde Tony Jas (opkomend bokstalent. red.), het al uit. En ook Nieky Holzken, Albert Kraus en andere insiders weten hoe het spel gespeeld wordt. Als jonge vechter moet je eerst een goed cv opbouwen. Tien partijen, tien winstpartijen, liefst op knock-out. Alleen dan gaat een grote promotor naar je kijken.
Wat Bonjasky niet wist of zegt te hebben geweten: je regelt vaak zelf je tegenstanders. “Je betaalt hun vlucht, verblijf, soms hun eten. En zij weten: ik krijg een pak rammel,” zegt hij. Vaak blijken deze dan ook minder goed dan de boksers zelf. Om zo een record op te bouwen.
Het is een praktijk die niet alleen in kleinere zaaltjes of events voorkomt. Ook grote namen als Floyd Mayweather zijn op die manier begonnen, wordt hem verteld.
Remy dacht altijd dat je sterker werd door steeds betere tegenstanders te verslaan. Maar dat blijkt dus niet hoe het werkt. Eerst komen de ‘kneusjes’, zegt hij. Boksen draait in het begin niet om sportieve uitdaging, maar om slim plannen. “Je groeit je following,” vat hij samen. “En dan komen de echte gevechten pas.”
De show hoort erbij, ook in Nederland Bonjasky noemt Geraldo Holzken (inmiddels op pauze van het boksen. red), Gradus Kraus en anderen als voorbeelden. Vechters die spektakel brengen, opkomen met hun kind, een dansje doen, een pirouette maken.
En dan de ander in ronde één neermeppen. “Het hoort erbij,” zegt hij. “Je moet jezelf verkopen.”
Volgens Bonjasky bouw je op die manier twee grote namen op. De ene aan de ene kant, de ander aan de andere kant. En dan komt die ene grote clash. Niet per se tussen de beste, maar tussen de meest waardevolle.
Remy Bonjasky zucht. “Ik kan ermee leven,” zegt hij. “Maar ik wist niet dat het zó diep zat.”
Lees het artikel op de mobiele website