In de jaren zeventig begonnen drie Nederlandse vechters aan een reis die de vechtsport zou veranderen. Ze combineerden het harde Kyokushin-karate met westerse bokstechniek en de vernietigende low kicks uit Muay Thai.
Wat daaruit ontstond? Een stijl die wereldwijd berucht werd: Dutch Kickboxing.
In 1975 trokken Jan Plas, Peter van Os en Johan Vos naar Japan om te trainen. Daar werden ze afgewezen bij meerdere dojo’s, maar belandden uiteindelijk bij de legendarische Kenji Kurosaki. Hij leerde hen hoe ze clinches, knieën en vooral low kicks moesten gebruiken om tegenstanders te breken. Die technieken brachten ze mee terug naar Nederland.
Plas opende de befaamde Mejiro Gym in Amsterdam. Van Os en Vos stichtten hun eigen trainingsplekken. Vanuit die kleine zalen ontstonden rivaliteiten die de sport naar een hoger niveau tillen. De felle concurrentie tussen gyms als Chakuriki (Thom Harinck) en Mejiro dreef Nederlandse vechters tot het uiterste.
Nederlandse vechters trainden anders. Geen eindeloze instructies, maar partners die elkaar om de beurt aanvielen. ‘Give and take’ heet dat. Hierdoor leerden vechters sneller reageren en beter incasseren. Sparren gebeurde hard en vaak. Vechters leerden om in elke situatie druk te zetten en hun tegenstander geen ademruimte te geven.
De trainingen draaiden om herhaling, kracht, en uithoudingsvermogen. Elke klap moest tellen. Padtraining was snel en intensief. Zaktraining werd gebruikt om het lichaam te verharden. Alles stond in dienst van één doel: een keiharde vechter maken die nooit terugdeinst.
Remy Bonjasky werd wereldberoemd met zijn vliegende knieën. Zijn stijl inspireerde duizenden jongeren, zeker nu hij een rentree overweegt. Ook Badr Hari liet zien dat afkomst er niet toe doet als je alles geeft.
Meer over technieken, training en vechters uit Nederland? Bekijk de geschiedenis van het kickboksen op Vechtsportinfo.nl.
Lees het artikel op de mobiele website