Mike Tyson stond niet alleen bekend om zijn keiharde knock-outstoten, maar ook om zijn manier van bewegen. Die typische stijl — de Peek-A-Boo-houding — was slim, snel en verraderlijk effectief.
In plaats van achteruit te bewegen zoals veel boksers doen, ging Tyson altijd vooruit. Hij stond recht, bijna vierkant, met zijn handen hoog. Niet voor zijn ogen, maar tegen zijn gezicht aan, met de ellebogen strak tegen zijn lijf. Zo was zijn kin beschermd, net als zijn buik.
Hij werd zelden geraakt. En als hij uitweek, kwam hij direct terug met een mokerslag. Alles wat hij deed, deed hij met de intentie om te slopen. Dat was geen toeval. Zijn trainer Cus D’Amato leerde hem om te vechten met ‘slechte bedoelingen’.
Tyson's houding maakte het makkelijk om van links naar rechts te bewegen. Hij stapte met elke uitwijkbeweging tegelijk naar voren, en laadde zo zijn stoten op. Als hij naar links ging, ging zijn gewicht op zijn linkerbeen. Vanuit daar kwam direct de linkerhoek.
Ging hij naar rechts? Dan zat zijn gewicht rechts. En hop — daar kwam de rechtse hoek of de rechter directe. Zo bouwde hij zijn kracht op vanuit zijn benen, niet alleen uit zijn armen.
En hij kwam altijd dichtbij. Omdat zijn stoten van zo kort bij kwamen, waren ze razendsnel én keihard. Hoe korter de afstand, hoe sneller de impact. Hij wist precies waar hij moest staan om zijn tegenstander te raken voordat die überhaupt kon reageren.
Tyson’s voetenwerk werd vaak onderschat. Maar zonder dat snelle voetenwerk had hij nooit zoveel hoeken kunnen veranderen. Hij bewoog continu van lijn, schuin naar voren, altijd zoekend naar de opening.
Hij stapte, shufflede en draaide. Zo creëerde hij hoeken waaruit hij zijn tegenstanders volledig kon verrassen. Ze verwachtten een rechtse, maar kregen een linkerhoek. Of hij dook onder hun jab en kwam omhoog met een uppercut waar je tanden van rammelden.
Zelfs zijn jab was een afleiding. Niet bedoeld om schade te doen, maar om je te laten denken dat je veilig was — tot je die échte klap voelde.
Tyson probeerde zijn stoten als één geluid te laten klinken. Geen losse klappen, maar explosieve combinaties. Alsof je twee slagen tegelijk hoorde. Bam-bam. Zo snel, zo hard, dat je niet wist wat er gebeurde.
Hij hield z’n tegenstanders bezig. Rechts, links, links, rechts — altijd in beweging. Hij liet ze niet denken. Hij liet ze niet ademen. En precies dat maakte hem dodelijk.
In plaats van langzame, losse stoten, sloeg Tyson met het gewicht van zijn hele lichaam. En hij wist precies wanneer dat moest.
Lees het artikel op de mobiele website