Las Vegas bruist. Midden in die drukte ligt de Top Rank Gym. Geen chique hal met glanzende spiegels, maar een plek waar het echt gebeurt. Hier stromen het zweet en de dromen van boksers samen.
Dit is de plek waar je niet komt om te poseren, maar om te knokken.
Als je de deur opendoet, ruik je het leer van de bokszakken. Je ziet vechters die alles geven. In de ring, op het canvas, bij de zware zakken. Hier wordt niet geluld, maar geslagen.
En dat voel je in je hele lijf.
Bob Arum is het brein achter deze plek. Hij was ooit een keurige Harvard-jurist zonder een greintje interesse in boksen. Tot hij in 1988 deze oude loods kocht.
Hij maakte er een gym van voor het Olympisch team. Bob haalde acht jonge vechters binnen. Mannen die later wereldkampioen werden. Sindsdien staat deze gym bekend als dé plek om jezelf te bewijzen.
Tyson Fury, Deontay Wilder en Floyd Mayweather. Ze kwamen hier allemaal om zich klaar te stomen voor de ring. De energie in de gym is bikkelhard. Maar ook eerlijk.
Je voelt dat je hier iets speciaals doet. Een plek waar alleen de echte vechters blijven staan.
Oscar De La Hoya kwam hier als tiener. Hij zag de muren en wist: hier gebeurt het. De jonge gasten van nu voelen dat ook. Ze weten dat de bokszakken dezelfde zijn als waar hun helden tegenaan beukten.
Dat maakt iets los. Een gevoel dat je onderdeel bent van iets groters.
Jonge vechters kijken op tegen de legendes. Ze proberen bij te blijven, stoten voor stoten. Het is vriendschap én strijd. Iedereen wil laten zien wat hij waard is. In de ring en daarbuiten.
De energie in de Top Rank Gym is aanstekelijk. Je merkt het als je binnenloopt. Zelfs als je er even doorheen zit, krijg je weer zin om alles te geven. Hier komen dromen uit – of gaan ze stuk. Maar dat is wat het zo bijzonder maakt.
Lees het artikel op de mobiele website