Vandaag gaan we even helemaal terug in de tijd. We nemen een duik in de bijzondere boksstijl die je nog steeds bij veel vechters uit Rusland en Oekraïne ziet: de Sovjetstijl.
Het begon allemaal in 1894 in Moskou, waar de eerste boksclub werd geopend. Toch was boksen toen nog geen grote sport.
Na de Russische Revolutie in 1917 zagen politici boksen zelfs als gevaarlijk. Ze waren bang dat mensen er stiekem geld mee gingen verdienen. Maar in 1918 kwam daar verandering in. Boksen werd toegevoegd aan militaire trainingen om soldaten sterker te maken.
Dat was het startschot voor een sportcultuur die niet alleen atleten opleverde, maar ook legendarische boksstijlen. Hoewel profboksen verboden was in de Sovjet-Unie, trainden ze wél volgens profregels.
De Sovjets maakten hun eigen regels en methodes, en dat zie je tot vandaag de dag nog terug.
Wat meteen opvalt bij Sovjetboksers? Ze boksen ontzettend ontspannen.
In plaats van hun spieren aan te spannen en te rammen, laten ze hun armen losjes hangen. Hun schouders blijven ontspannen. Alles draait om perfecte timing.
Ze mikken slim en slaan precies op het juiste moment. Daardoor lijkt het alsof hun stoten weinig kracht hebben, maar ze komen keihard aan.
Hun kracht komt niet uit hun armen, maar uit hun hele lichaam. Ze draaien hun voeten, gebruiken hun heupen, spannen hun buik aan en stoten dan pas.
Die bewegingen lopen zo vloeiend in elkaar over dat ze geen energie verspillen. Het resultaat? Snoeiharde stoten die er moeiteloos uitzien.
Een ander typisch kenmerk van Sovjetboksen is de ‘pendulum step’. Dat is een bijzondere manier van bewegen, waarbij boksers constant heen en weer stuiteren.
Ze blijven de hele tijd in beweging, een beetje als een pendule die heen en weer zwaait. Zo kunnen ze snel naar voren springen om aan te vallen en net zo snel weer naar achteren springen om te ontsnappen.
Deze techniek maakt hun voetenwerk supersnel en geeft ze een voorsprong. Het maakt hun stoten nog krachtiger, omdat ze hun gewicht in elke klap kunnen leggen.
Bovendien maakt het ze onvoorspelbaar. Tegenstanders hebben geen idee wanneer de aanval komt. Ze slaan aan, glijden weg en zijn alweer op een andere plek voordat je het doorhebt.
Sovjetboksers houden niet van losse stoten. Ze slaan in combinaties, vaak met drie, vier of zelfs vijf stoten achter elkaar.
Ze combineren dit met hun pendulum step, waardoor ze als een soort storm door de ring razen. Ze vallen aan, slaan, en verdwijnen meteen weer uit bereik.
Die constante aanval houdt hun tegenstanders de hele tijd onder druk. Het is bijna onmogelijk om terug te slaan, omdat de Sovjetbokser steeds van plek wisselt.
Een slim trucje van deze stijl is hun ‘lange hook’ en ‘lange uppercut’. Ze kunnen vanaf grote afstand opstoten en haken uitdelen, iets wat veel andere boksers niet kunnen.
Ze draaien hun vuist op een speciale manier waardoor ze om het blok van hun tegenstander heen slaan. Daardoor kunnen ze zelfs van veraf keihard raken.
Wat Sovjetboksers nóg gevaarlijker maakt, is hun slimme gebruik van hun voorhand. Ze houden die hand vaak ver uitgestrekt, wat enorm veel voordelen geeft.
Zo kunnen ze snel en onverwacht jabs uitdelen. Maar ze gebruiken die hand ook als een soort schild om afstand te houden.
Ze bepalen zo het tempo van het gevecht en dwingen hun tegenstander op hun voorwaarden te vechten. Ondertussen verbergen ze hun volgende aanval.
Maar het échte geheime wapen? Hun ijskoude kalmte.
Sovjetboksers blijven altijd kalm, hoe heet het gevecht ook wordt. Ze tonen geen emoties en houden altijd controle.
Ze laten zich niet gek maken, volgen hun plan en blijven stoïcijns, zelfs als het spannend wordt. Dat maakt het voor tegenstanders extra frustrerend. Je hebt geen idee wat er in hen omgaat, en dat maakt ze levensgevaarlijk.
Lees het artikel op de mobiele website